Vierdimensionale aandacht in het hier en nu

Vierdimensionale aandacht in het hier en nu

Voor de opleiding De biografie als medicijn doe ik ter voorbereiding een close up opdracht waarin de sociale dimensie, de relatie met onszelf, anderen en de natuur, centraal staat. Ik voel weerstand als ik contact moet leggen met een boom.

‘Kies een boom die je aanspreekt. Je gaat deze boom helemaal in je opnemen met je zintuigen. Bekijk de boom van een afstandje en van dichtbij, neem zoveel mogelijk details waar. Voel de bast, de bladeren, bloesem. Ruik eraan. Luister naar het geruis van de bladeren, het kraken van de takken, de stilte van de boom. 

Maak een schets van de boom.

Neem nu letterlijk een adempauze en adem een paar keer diep uit en in. Zo kom je in verbinding met jezelf.’

Verbinding met mezelf, blablabla! Als een boos kind loop ik door het bos, iets waar ik juist altijd erg van geniet. Het is een prachtige dag maar de opdracht verpest mijn stemming. Bos, zoals dit stuk vlak bij ons huis in Oosterbeek spreekt me aan, maar één boom… Ja, ik hád wat met een boom, de prachtige oude beuk die tussen de akkerlanden stond. Vol in het blad. Er stond een bankje onder met uitzicht over de velden. Op een hete dag gaf de boom heerlijke koelte en schaduw. Maar op een dag was de boom ineens helemaal teruggesnoeid. Veel te rigoureus bleek, want hij ging dood. Zijn karkas staat nog altijd rechtop maar zijn essentie is weg. Zonder zijn takken is hij nergens.

Zodra ik de boom nader, overvalt me meteen weer de boosheid over de bomendokter die niet wist wat hij deed. Hij heeft die prachtige boom naar de knoppen geholpen!

Ondanks mijn weerstand nader ik de boom veel dichter dan anders. Ik breek stukjes af van zijn grillige oppervlak, lichtgewicht kurk. Ik sta er bijna met mijn neus tegenaan. Terwijl ik daar sta, hoor ik gezoem. Er vliegt een wesp weg. Allemaal piepkleine gaatjes in de boom. Van (hout)wormpjes en kevertjes, denk ik. Er is hier wel heel veel gezoem. Iets hoger dan mijn oog zie ik ineens een wespennest. Heel veel leven in mijn dode boom! Ook groeien er schimmels op het dode hout en strak tegen de boom aan, in zijn wortels groeit een struik. Op een afgebroken stuk hout een frisse graspol. De lucht van schimmel, van herfst en vocht dringt in mijn neus. Subtiele nuances van beige tot roodbruin, lichtgeel tot donkergroen. En het zoemt.

Het voelt goed dat de boom ‘voortleeft’ als een plek voor nieuw leven. Op dat moment realiseer ik me dat boosheid op de bomendokter de mooie herinnering die ik aan deze boom had steeds heeft verdrongen. Stomme snoeier, dacht ik iedere keer als ik langsliep. Amateur! Prutser! Terwijl ik ook iedere keer kan denken: wat een prachtige boom was dat toch en wat hebben we er heerlijk onder gezeten. Nu ik zo dichtbij ben, is er een dimensie bijgekomen: het besef dat de dode boom zorgt voor nieuw leven. Mijn weerstand is inmiddels helemaal verdwenen.

Terwijl ik foto’s maak, zorg ik dat mijn eigen schaduw niet tussen de zon en de boom komt. Maar als ik wegloop, zie ik juist de schoonheid van mijn lange najaarsschaduw die een verbinding legt tussen mij en mijn boom. Even mezelf uitlachen, hoor: zie mij nu hier, in verbinding met een dode boom!

Omdat de boom me confronteert met leven en dood, denk ik aan de twee begraafplaatsen die hier aan de rand van het bos liggen. De particuliere en de militaire. Op de particuliere begraafplaats aangekomen, zie ik graven met enkel de woorden Hier rusten mama en papa, graven met namen en typeringen, kunstwerken, begroeide en verwaarloosde graven, goed onderhouden en levend gehouden graven. De mensen die hier liggen hebben allemaal hoe dan ook leven voortgebracht, in de vorm van nageslacht of als bodem voor ander leven. Hun dood herinnert aan het leven, aan samenleven en liefde.

Ik heb een vriendin die graven griezelig vindt. Ze houdt niet van kerkhoven, vanuit haar verhaal heel begrijpelijk. Misschien moet ik hetzelfde rondje een keer met haar maken. Samen langs de boom, de vergankelijkheid en het leven… dat ook in haar voortleeft.

Het is een wonderschone middag. De opdracht, die me zo tegenstond blijkt een soort loep (of loop!) te zijn. En dan ben ik nog niet eens op de militaire begraafplaats geweest.

Daar liggen ze, in anonieme rijen. Pas als je ervoor stilstaat, zie je hun namen en leeftijden. Tussen de lange rijen met graven loopt een man met een kruiwagen. Bij bijna ieder graf staat hij even stil, pakt hij iets op en legt het in de krui. Ik loop hem via de naastgelegen rij tegemoet en groet hem. Als ik hem complimenteer met de keurig onderhouden begraafplaats, zet hij zijn kruiwagen neer en vertelt dat hij al 36 jaar dagelijks werkt aan het onderhoud van deze herdenkingsplek. Hoe is dat, vraag ik. Soms wel eenzaam, zegt hij. Vooral in de winter, als de dagen kort zijn en er niet veel mensen langskomen, dan duren de dagen juist lang. Ik vraag hem of hij voor de gemeente Renkum werkt. Nee, hij werkt voor de Britse Commonwealth war graves commission. Die onderhoudt wereldwijd militaire begraafplaatsen waar Britse veteranen liggen.

Terwijl hij een shaggie begint te rollen, vertelt hij dat hij dit werk vroeger samen met een collega deed. Maar die is al drie jaar met pensioen en er is geen ander voor hem aangesteld. Hijzelf moet nog drie jaar en zou blij zijn als die voorbij zijn. Inmiddels heeft hij het wel gezien. Hij heeft opgelopen met Juliana, Elizabeth, Bernhard, Claus en Beatrix. Alleen Maxima en Willem-Alexander heeft hij hier nog nooit gezien. Die hebben nog drie jaar de tijd om langs te komen, zeg ik. Hij glimlacht, ach ja of niet. De herdenkingen zijn al twee jaar niet of heel klein geweest door corona. Dat is ook een heel werk, die herdenkingen. Alle stoelen neerzetten en weer opruimen. De bloemen die de kinderen neerleggen weghalen als ze niet mooi meer zijn.

Hij heeft in die 36 jaar een stuk of twaalf, dertien van die jongens bijgelegd. Als ze worden gevonden en geïdentificeerd, komen ze hier in de laatste rij te liggen en worden ze met saluut begraven. Vroeger groef hij met de hand, tegenwoordig komt de chef even met de machine helpen.

Hij vertelt me over de slag bij Arnhem, over de Polen die bij Driel, zijn eigen woonplaats, zijn geland en in de steek zijn gelaten door de Engelsen. Hij heeft zelf kinderen in de leeftijd van die jongens die hier liggen. Onder ieder graf ligt een verhaal, zegt hij. Ieder graf kent een drama, van ouders die hun kind niet meer terugzagen. Van jongens die in een vreemd land, in Ede of Wolfheze, uit een vliegtuig zijn gesprongen. Ze liggen nu hier, onder een steen, ver van huis.

We praten nog wat over Oosterbekers waarvan er veel, geboren en getogen, nog nooit op deze begraafplaats zijn geweest. Hij vindt dat onvoorstelbaar. Ik complimenteer hem nogmaals met zijn goede en belangrijke werk. Hoe bijzonder het eigenlijk is dat er zo goed voor deze plek wordt gezorgd en dat ik hoop dat er na zijn pensioen iemand anders wordt gevonden om dat te doen.

De dode boom heeft me via leven en dood in contact gebracht met een man die zonder dat ik er erg in had al die jaren dat ik hier woon, dag in dag uit zorgt voor de doden die voor onze vrijheid hebben gestreden. De zon balanceert al op de rand van de horizon als ik terug naar huis loop. Ik voel me gehecht aan de grond waarop ik loop, aan de mensen om me heen, aan mezelf. En aan een dode boom.

Inmiddels is er bijna een jaar verstreken. Ik heb de hele opleiding doorlopen en precies dat waar ik weerstand tegen had toegelaten in mijn werk: rust, tijd en aandacht. Ik weet inmiddels wat dat oplevert.

Soms loop ik met vrienden langs mijn boom en vertel ik dit verhaal. De boosheid om de bomendokter is voorgoed naar de achtergrond verdwenen. Ik kan de boom en zijn schoonheid weer zien, omdat hij meer is dan zijn karkas, maar ook in zijn karkas zie ik hoe mooi hij is. En zelfs als dat er op een dag niet meer staat, verandert dat niet. Zijn essentie blijft bestaan.

 

 

1 Reactie
  • Michliene Verduijn
    Geplaatst op 08:24h, 26 december Beantwoorden

    Zo herkenbaar beschreven, wat een mooie reis!

Geef een reactie